Court & Kort #1: Geertrui De Vijlder over Parler de la pluie et du beau temps | Acteur.be

←Alle artikels

nieuws
Court & Kort #1: Geertrui De Vijlder over Parler de la pluie et du beau temps

In Parler de la pluie et du beau temps zet Geertrui De Vijlder de schoonheid van de Vlaamse Gebarentaal in de kijker. Ze vertelt over stille dovenfeestjes, het tedere in een gebaar en andere wonderen van de dovenwereld.

Geertrui De Vijlder studeerde nog niet lang geleden af aan KASK en fladdert sindsdien van project naar project. Haar afstudeerfilm Parler de la pluie et du beau temps is een stop-motionanimatie en bovendien een ode aan de Vlaamse Gebarentaal. De personages zijn gemaakt uit zachte, fragiele materialen zoals plasticine, om soepele en sierlijke bewegingen te verkrijgen. Parler de la pluie et du beau temps biedt een unieke blik op een cultuur en wereld die, hoewel hij zich vlak bij ons bevindt, nog te vaak van ons afgesloten blijft. 

Je bent nog niet zo lang afgestudeerd. Parler de la pluie et du beau temps is je masterfilm. Hoe is je traject sindsdien verlopen?

Twee jaar geleden ben ik afgestudeerd. Ik heb een paar maanden lesgegeven aan een academie, in afwachting om een stage te kunnen doen bij de Belgische stop-motionstudio Beast Animation. Daar mocht ik drie maanden stage lopen bij Meneer Papier, een cut-outserie uit papier voor kinderen. Ik werkte als propbuilder en setdresser en mocht langer blijven, tot het einde van de reeks. Daarna ging ik aan de slag bij hun volgende project, Rintje. Zo is er anderhalf jaar voorbijgevlogen, tot waar we nu zijn. Ik heb veel geleerd bij Beast Animation. In november ga ik animeren op de set van een nieuwe kortfilm van Nienke Deutz. Ik kijk ernaar uit. Je kan nauw samenwerken in een studio. Dat is heel anders dan bij een afstudeerfilm, waarbij je er veeleer alleen voor staat. Ik vind het fijn om mensen aan mijn zijde te hebben.

 

De titel van je film is een Frans spreekwoord. 

Het is mijn favoriete Franse spreekwoord. Het paste perfect bij mijn film; een mooi spreekwoord voor mooie gebaren. Toen ik aan mijn film begon, had ik me verdiept in gebarentaal en de dovenwereld. Ik was begonnen aan een opleiding in Vlaamse Gebarentaal en tijdens een les waren we bezig over het weer. Ik was gefascineerd hoe zoiets simpels als het over het weer hebben zo mooi kon zijn. Wanneer wij over het weer praten, is dat meestal een saai gespreksonderwerp. In gebarentaal zie je voor je hoe de regen valt of de zon schijnt. ‘Parler de la pluie et du beau temps’ betekent in het Frans letterlijk ‘over het weer praten’, maar ook ‘over van alles en niets praten’. Het is niet dat mijn film over niets gaat, maar het gaat over simpele dingen. De focus ligt op de schoonheid van de taal.

 

Koos je daarom voor stop-motion? Het is een erg tactiele techniek.

Ik heb plasticine gebruikt voor de handen. Als je dat materiaal meerdere keren aanraakt, wordt het warm en voel je het tot leven komen. In het gezicht, in de ogen en in de wenkbrauwen zit aluminiumdraad. Elke keer als de wenkbrauwen omhoog moesten, duwde ik de plasticine mee omhoog. Door het gezicht te animeren voelde ik me meer in contact met de pop. In gebarentaal wordt elke letter uitgebeeld met de hand, in de volgorde a-b-c-d-… Ik had allemaal handjes van het alfabet gemaakt. Toen ik zo’n wit handje tegen de zwarte achtergrond zette en het contrast zag…  Dat sprak meteen. Het tactiele is enorm belangrijk voor mij.

 

Het heeft ook iets teder, fragiel. Was het moeilijk om met deze materialen te werken?

Plasticine heeft voor- en nadelen. Het duurt even om het handje helemaal op te zetten en elk vingertje stukje bij beetje te animeren. Een nadeel is dat de plasticine na een tijdje zacht wordt en haar vorm verliest. Dan moet je je shot stoppen en opnieuw beginnen. In de zomer viel het hand van mijn pop er soms gewoon af. Dan moest die even de koelkast in voor we verder konden werken. Het grote voordeel van plasticine is de flexibiliteit en beweeglijkheid. In animatiefilms worden vaak silicone handjes gebruikt. Dat werkt goed, maar dan staat alles meer vast. Als de vingers iets onnatuurlijks moesten doen, kon ik ze er met de plasticine wel goed laten uitzien. Ik kon ze de gekste dingen laten doen.

 

De fluisterstem die erbij komt, zorgt voor tederheid. Waarom koos je voor die minieme bron van informatie?

Daarover had ik een hele discussie met mijn mentoren Emma De Swaef en Martine Huvenne. Zodra je ondertiteling in een film stopt, wordt er enkel nog daarnaar gekeken. Ik wilde dat mensen naar mijn personage keken. Er zijn aanwijzingen in de film: wanneer het regent, hoor je ook regen. Voor sommigen was dat niet genoeg. Als je als kijker op voorhand niet weet waarover de film gaat en zit te kijken naar handen die bewegen… Voor mijn testpubliek was dat een te hoge drempel. De film werd meer vatbaar met de fluisterstem erbij, die zachtjes iets overbrengt. Je kan er iets uit opmaken, maar als je niet alles verstaat, is dat niet erg. Het gaat vooral over de handeling zelf.

Ik vind het net interessant wanneer mensen niet alles begrijpen. Wanneer doven in de horende wereld geplaatst worden, begrijpen ze ook vaak niet alles. Als wij te snel spreken of niet goed articuleren, dan passeert alles maar voor doven. Ik vond het interessant om horende mensen in dat perspectief te plaatsen. Met de nodige steunpunten, want ik wil dat mensen ook een fascinatie kunnen krijgen en zich kunnen openstellen voor de schoonheid van de gebarentaal.

 

Hoe ben je bij het onderwerp van de Vlaamse Gebarentaal gekomen?

Op Film Fest Gent heb ik als locatiemanager gewerkt. Ik hielp in Studio Skoop om alles in goede banen te leiden. Daar ontmoette ik Ingrid en Freddy. Ingrid sprak op een vreemde manier, al kon ik haar wel verstaan. Ze vertelde me dat ze doof was, maar wel kon spreken en mij ook kon begrijpen. Freddy, haar tolk, was slechthorende en kon mij nog iets beter verstaan. Ze kwamen als eersten uit de zaal na een filmvertoning. Ik vroeg hen of ze de film niet goed vonden. Die vonden ze heel erg goed, maar er was een gastspreker begonnen en die sprak te snel en niet in hun richting. Ik had nog nooit gesproken met iemand die doof is, wat frappant is, want Gent is de hotspot voor doven in Vlaanderen. Er zijn heel veel activiteiten voor de dovengemeenschap. Als horende sta je volledig buiten die cultuur en wereld. Via Ingrid ben ik er in beland.

Ik kwam eens toe op een dovenfeestje. Het was muisstil. Ik had een vriend meegenomen, zoals mij een horende. Ik zei luidop tegen hem dat ik niet goed genoeg gebarentaal kon om voluit te kunnen spreken. De paar horende mensen in de zaal keken meteen mijn richting uit, verbaasd dat ik luidop sprak, terwijl de doven gezellig met elkaar aan het babbelen waren in gebarentaal. Het was vreemd om in een zaal vol mensen te zitten, in bijna volledige stilte, behalve dan soms het gerinkel van een kopje dat op tafel werd gezet.

 

Vind je het belangrijk dat er meer aandacht gaat naar de dovengemeenschap, ook in de filmindustrie?

Sommige aanpassingen zijn relatief gemakkelijk. Als er op een evenement een spreker bij is die kan tolken, dan is dat evenement meteen meer toegankelijk. Als een film ondertiteld is, dan kunnen doven mee volgen. Ik heb voor mijn eigen film opgezocht of ik met speciale koptelefoons kon werken. Er zijn variaties binnen doofheid. Iedereen heeft een bepaald gevoel van geluid, zeker van trillingen. Dat is een weg die nog verder onderzocht kan worden. Een tolk is een basisvereiste.

 

Het einde van je film is een dans van handen. 

De film verbeeldt hoe je een taal leert, ontdekt, er steeds meer van begrijpt. Op een moment kom je op een niveau dat je met iedereen kan praten en er hevige, intense discussies kunnen ontstaan. De climax is het beeld met de vier handen, een volwaardig gesprek. Net daarvoor staan er twee personages tegenover elkaar, het begin van een dans. De hele film moest een dans zijn, een choreografie tussen de taal en het geluid en de muziek.

Vertel eens over het geluid.

Ik was ooit op een groot feest in de Charlatan. Er waren speciale trilplaten van hout, zodat je de beats extra goed voelde. Je kon dansen op de speakers. Heel je lichaam trilde van de muziek. Ik had research gedaan naar Evelyn Glennie, een dove Engelse percussioniste. Ik was vol bewondering voor haar werk en vond het enorm interessant hoe zij als dove muziek benadert via trillingen. Voor mijn film heb ik samengewerkt met Tom Peeters, een percussionist die ik kende van KASK. Pure percussie wilde ik niet, aangezien ik er ook regenelementen in wilde verwerken. Tom heeft geprobeerd om regen na te bootsen met zijn drumtoestel. Bas Verbruggen, die film studeerde aan KASK en ook veel met geluid bezig is, heeft de muziek van Tom omgezet in iets dat bij mijn film paste. Ik heb zelf mijn stem opgenomen. Het resultaat is een combinatie van de geluiden die we alle drie opnamen.

 

Heb je de film al aan de dovengemeenschap vertoond?

Ingrid is naar mijn première gekomen, op het afstudeerfestival van KASK. Ze zei dat ze het eindresultaat mooi vond, omdat het geen letterlijke vertaling was. Er zijn zoveel verschillende manieren om dezelfde dingen te zeggen in gebarentaal. Het is allemaal een connectie tussen hoe je je handen gebruikt, waar je die handen plaatst en hoe je je gezicht inzet. Met de laag van animatie erbovenop werd de film meer een performance dan een letterlijke uitbeelding van de taal. Ik heb nog niet genoeg de kans gehad om de film aan de dovengemeenschap te tonen, omdat ik wil dat dat op een groot scherm kan, met veel bassen, zodat alles goed tot zijn recht komt.

 

Zie je het maken van films ook als een manier om iets te communiceren aan de buitenwereld?

Er is altijd een grens tussen iets willen communiceren, zonder het te narratief te maken. Mijn film is zeker geen documentaire. Het mag niet te straightforward zijn. Het is idyllisch om te zeggen, maar ergens hoop ik dat mensen zelf de stap zetten en gaan kijken wat er allemaal te vinden is in de dovenwereld. Het jaar dat ik mijn film gemaakt heb, is er een kortfilm over een doof meisje geselecteerd voor de Oscars. Vaak worden zulke mensen in een negatief daglicht geplaatst. Ze worden als zielig afgebeeld. Velen zien hun doofheid ook als een voordeel. Doofheid is iets om trots op te zijn. Je behoort tot een community, iedereen is er voor elkaar, je hebt een privécultuur. Het is jammer dat er niet meer van buitenaf toenadering wordt gezocht. 

 

De focus mag weleens liggen op het positieve, zeker bij onderwerpen die als taboe of moeilijk bespreekbaar worden beschouwd. 

In het begin zat er een droevige toon in mijn verhaal. Toen verdiepte ik me in de documentaire Le pays des sourds van Nicolas Philibert. In die film neemt hij in een dovenschool interviews af van dove kinderen. Je ziet hen leren spreken, fantastische verhalen vertellen en mopjes maken in de Franse doventaal. Een mop wordt zo expressief verteld dat je die louter door de mimiek van de persoon kan volgen. Nadat ik die film zag, heb ik beslist dat de focus in mijn film positief moest zijn, vol bewondering, want zo voel ik mij ook.

 

Deze interviewreeks kwam tot stand als samenwerking tussen het nieuwe filmtijdschrift Fantômas & project-platform Cosmos-Kosmos.be.

Op donderdag 5 augustus kan je Geertrui's kortfilm zien op de eerst editie van Court & Kort.
Alle info & tickets vind je hier.

 

Geertrui de Vijlder is te vinden op Instagram onder geertpull.

Auteur : Camilla Peeters

Met de steun van Playright+